Verslaving aan slaapmedicatie

Om te zorgen dat iemand met slaapproblemen makkelijker in slaap valt of beter door kan slapen, schrijft een arts soms slaapmedicatie voor.
De meeste slaappillen worden slechts voor een korte periode voorgeschreven. Dit heeft te maken met het feit dat na een aantal weken het lichaam aan deze middelen gewend raakt. Om dan hetzelfde effect te krijgen moet een hogere dosis worden ingenomen. Dit zorgt voor lichamelijke afhankelijkheid en geeft risico op een overdosis. Als iemand meer slaapmiddelen neemt, verergeren ook de bijwerkingen van de slaappil. In combinatie met alcohol en drugs versterken deze bijwerkingen.
Ook psychische verslaving komt voor. Gebruikers van slaapmiddelen denken dan dat ze zonder de medicatie niet meer in slaap te kunnen vallen.

Risico's

Het gebruik van slaapmiddelen brengt risico's met zich mee. Buiten de risico's op overdosering en verslaving zijn er nog een aantal te noemen:

• Sufheid gedurende de dag. Dit effect is minder sterk bij kortwerkende slaappillen.
• Tolerantie. Het lichaam went snel aan een slaapmiddel waardoor de werking minder wordt of zelfs verdwijnt. Hierdoor heeft men steeds meer nodig voor het zelfde effect.
• Geheugenverlies, concentratiestoornis
• Duizeligheid
• Een kortere REM-slaap met hierdoor een slechtere slaapkwaliteit.
• Ademhalingsproblemen. Dit is vooral gevaarlijk bij chronische aandoeningen van de luchtwegen zoals bij bronchitis, slaapapneu en astma.
• Hoger risico op vallen, vooral bij ouderen.
  
  

Wetenschappers hebben aangetoond dat voor chronische slapeloosheid het gebruik van een slaapmiddel geen oplossing is. Een therapie die de oorzaak van het probleem aanpakt is dan effectiever.

Ontwenningsverschijnselen

Wanneer iemand (na een langere periode) met slaapmiddelen stopt, kunnen ontwenningsverschijnselen optreden. Deze verschijnselen beginnen 24 uur na het stoppen en kunnen per persoon erg verschillen. Mogelijke ontwenningsverschijnselen zijn:

• Moeilijk in slaapvallen
• Hartkloppingen
• Angstaanvallen, nachtmerries
• Prikkelbaarheid, onrust, depressie
• Hoofdpijn
• Transpiratie
• Rillen
• Duizeligheid
• Trillen van de handen
• Lage bloeddruk

Deze verschijnselen verdwijnen binnen twee tot drie weken. Het geleidelijk afbouwen van de medicijnen kan de kans op en mate van ontwenningsverschijnselen verminderen.